Het raadsel van het Javaplein

 in Boek Eiland Oost

Het raadsel van het Javaplein

‘Als je in een onbekende stad bent, kijk je dan naar de gebouwen of naar de mensen?’ Ik zat in het lokaal Engels, mijn mentor tegenover me. Ik had net gezegd dat ik misschien bouwkunde wilde studeren. Maar toen kwam die vraag en ik raakte verstrikt. Waar keek ik naar? Ik had geen idee. Wanneer was ik voor het laatst in een nieuwe stad geweest? Ik wist het niet, probeerde me een stad voor te stellen, zag drommen mensen, hoge gebouwen, alles duizelde door elkaar heen. Keek ik wel ergens naar? Ik stamelde ‘mensen’ – denk ik. Ik ging geen bouwkunde studeren.

Het is een zaterdagmiddag. Geen gewone. Zwarte Zaterdag, Canal Pride, warm. Ik ben op het Javaplein. Vroeger begreep ik dit plein niet. Als ik hier fietste, had ik al mijn concentratie nodig om veilig van de ene naar de andere kant te komen. Maar sinds een herfstige dinsdagavond, alweer jaren geleden, is dat veranderd.

Toen zat ik bij het hoekraam van Het Badhuis. Het was al laat en het begon te onweren. De straten waren leeg, de lantarenpalen schenen op de natte straten. Af en toe was er een lichtflits. Vanuit die hoek, boven straatniveau, keek ik naar dat onbegrijpelijke Javaplein, en opeens zag ik de logica. Hoe mooi het was. Hoe ver je de Borneostraat in kon kijken. Hoe scherp de punt van het gebouw op de hoek met de Javastraat. Hoe helder het patroon.

Sindsdien kan ik die overzichtelijkheid van het plein altijd door de chaos en drukte heen zien. Ik kijk naar de politieman met snor, de bezwete hardlopers die uit het Flevopark komen, de twee vrouwen die na het afscheid nog een half uur praten, de man met witte Birkenstocks en een zwarte hoed, het meisje met de glitter regenboogsokken. Ben ik iemand die naar mensen kijkt?

Die gebouwen staan daar maar. De groengele kozijnen, de toren die boven alles uitsteekt, de bakstenen van Het Badhuis. En opeens wist ik het: als ik stil zat keek ik naar de voorbijgaande mensen, als ik fietste, keek ik naar de stilstaande gebouwen. Er was een raadsel opgelost. Aan de tevredenheid die ik voelde, merkte ik hoe zeer ik ermee gezeten had. Ik wilde het antwoord alsnog mijn mentor toe roepen.

Als ik dít raadsel kon oplossen, hoe zat het dan met al die andere? Doe je dit of dat? Vind je X of Y? Ben je het een of het ander? Het kwam altijd op hetzelfde neer. Dat het niet zo simpel is. Dat het allebei is, soms het een en soms het ander, soms zelfs tegelijkertijd. Dat opgeloste raadsels weer nieuwe raadsels opleveren. En ik was blij dat ik geen bouwkunde had gestudeerd.

Deze column staat in mijn boek Eiland Oost en is eerder gepubliceerd in Dwars door de buurt, september 2018

Aanbevolen Berichten