CAFÉ ROSSO – Over Lou Salomé

 in Filosofie Magazine

Over Lou Salomé

Deze tekst droeg ik voor bij Café Rosso in Theater De Roode Bioscoop in Amsterdam, 18 november 2017.

Vrouwen in de filosofie. Daar is iets raars mee, die zijn ver in de minderheid op alle mogelijke manieren. Een paar jaar geleden werkte ik mee aan een nummer van Filosofie Magazine dat 100% vrouw zou zijn. Pas toen zijn bij mij de ogen geopend hoeveel vrouwen genegeerd werden. Zo viel het me opeens op dat de groter meerderheid van interviews in het blad met mannen waren, ook in mijn eigen rubrieken. Dat doe ik nu anders. En uit de geschiedenis van de filosofie waren er maar een paar namen die steeds terugkwamen: Hannah Arendt, Simone de Beauvoir, Martha Nussbaum.

Dat er zoveel meer interessante vrouwen waren in de geschiedenis van de filosofie, kwam ik pas te weten door het boek Vrouwelijke filosofen: een historisch overzicht (2012) Een wereld ging voor mij open. Toch merk ik nu jaren later hoe moeilijk het is om die onzichtbaarheid van vrouwen in filosofie te veranderen.

Ik werkte afgelopen jaar bijvoorbeeld mee aan een scheurkalender met levenswijsheden uit de westerse en oosterse filosofie. Ik zou twintig stukjes schrijven en nam me voor om in ieder geval evenveel citaten van mannen als vrouwen te selecteren. Dat was minder makkelijk dan gedacht: van veel vrouwen had ik nog niet een primair werk gelezen. Veel van die boeken waren niet vertaald, of niet meer in druk en alleen via omwegen aan te komen.

Ook bij de Café Rosso’s van de afgelopen twee jaar heb ik vooral mannen aan het woord gelaten. Ik neem een Aristoteles mee, een Plato, een Montaigne, een Schopenhauer. Vorige keer Tolstoj. Waarom?

Dus: verander de wereld, begin bij jezelf. Vandaag een vrouw. Misschien bekend, misschien onbekend. Mijn doel voor vanmiddag: dat jullie haar beter willen leren kennen.

 

Lou Salomé

Hoe kan ik haar typeren? Zo’n veelzijdig iemand? Ik ga het op drie manieren proberen:

Eerste poging: het beeld

Deze foto staat op omslag van haar autobiografie: Terugblik op mijn leven (1979). Je ziet twee mannen die een kar trekken, en een vrouw met een zweepje in haar hand in die kar. Die vrouw dat is Lou Salomé. De man met een grote snor – heeft iemand een idee? Dat is Nietzsche. En die man op de voorgrond is Paul Rée, een vriend van Nietzsche, die Nietzsche met Salomé in contact heeft gebracht.

Deze foto is gemaakt in 1882. Lou Salomé is 21 jaar.

Nietzsche is 16 jaar ouder dan Salomé. Hij heeft in de tijd dat deze foto werd gemaakt Salomé voor de tweede keer ten huwelijk gevraagd. De eerste keer durfde hij dat niet zelf, en liet hij dat zijn vriend Paul Rée doen. En omdat hij dacht dat zijn vriend niet overtuigend genoeg was geweest (met alle reden: want deze Paul Rée heeft zelf ook een keer Salomé ten huwelijk gevraagd), doet hij een tweede poging. Ook dat verzoek wijst ze af.

Nietzsche is degene die deze atelieropname gearrangeerd had. En hij was ook degene die zorgde voor de details: ‘de kleine (te kleine!) ladderwagen, en zelfs de kitscherige vliertwijg van de zweep, enzovoort’, aldus Salomé in haar autobiografie.

Literaire groupie

Lou Salomé is vaak getypeerd als de muze van Nietzsche. (En trouwens ook van de dichter Rilke, met wie ze later een verhouding had). Deze week vroeg ik aan mensen om me heen vroeg of zij Lou Salomé kenden. Als mensen over haar gehoord hadden, hadden ze ook al een oordeel over haar: ‘literaire groupie’, muze. Maar met die typeringen doe je haar te kort. Of dat is te zacht uitgedrukt: ze zijn totaal onjuist. Salomé was een gesprekspartner. Ze was gelijkwaardig. ‘One of the guys’.

Nietzsche zag in haar de ideale opvolger. Hij zag in haar zijn filosofie belichaamd. Maar een opvolger, een leerling was nou net precies wat ze niet wilde zijn.

In het jaar van de foto brengen deze drie vrienden – want vrienden waren het ondanks die afgewezen aanzoeken – veel tijd met elkaar door, ze discussiëren urenlang (ze heeft het over  tien uur op een dag) en ze maken een plan voor een soort ‘academische commune’. Salomé beschrijft in haar autobiografie een droom die ze heeft over een werkkamer met bloemen, wat slaapkamers, en dan maar uren discussiëren.

 

Tweede poging: de brief

Een van de redenen waarom ik Salomé zo interessant vind, is omdat ze een voorbeeld geeft, en zo een aansporing geeft om je eigen leven vorm te geven. Dat komt heel mooi tot uitdrukking in een brief die ze schrijft in die tijd dat Salomé, Nietzsche en Rée met die plannen rondliepen om met elkaar samen te leven. Op die plannen hadden de mensen om hen heen natuurlijk allerlei bezwaren. Deze brief is gericht aan haar opvoeder in Sint-Petersburg (een Nederlandse predikant die haar privéles gaf). Ze noemt het ‘een geërgerd en teleurgesteld antwoord op een brief van hem’)

Rome, 26/13 maart 1882

‘Uw brief heb ik zeker wel vijf keer gelezen, maar begrepen heb ik hem nog altijd niet. Wat heb ik voor den duivel verkeerd gedaan? […]

Ze pleegt zich op deze manier uit te drukken: dit of dat mogen “wij” niet doen, of moeten “wij” eigenlijk zijn […] Zelf weet ik alleen maar iets van “ik”. Ik kan geen voorbeelden naleven, noch zal ik ooit voor iemand anders een voorbeeld zijn, ik zal daarentegen koste wat kost zelfstandig mijn eigen leven inrichten, hoe moeilijk dat ook zal zijn.

Mijn leven moet geen principe vertegenwoordigen, maar iets veel wonderbaarlijkers – iets dat in jezelf zit en dat warm van pure levenskracht is en dat juicht en zich wil uiten. […]

‘We zullen wel zien of het overgrote deel van de zogenaamd “absolute grenzen” die de wereld voor ons trekt, geen onschuldige krijtstrepen blijken te zijn.’

 

Onschuldige krijtstrepen

Die laatste zin vind ik zo’n mooi beeld. En die zin is typerend voor haar leven en haar werk. We denken dat we te maken hebben met absolute grenzen, met wat hoort, met wat moet, met wat niet anders kan, maar Salomé behandelt die grenzen als onschuldige krijtstrepen. Het kan anders, het hoeft niet zoals het hoort. Er zijn meer mogelijkheden.

En zo is ze ook filosoof. Ze is geen filosoof in de strikte zin van het woord. Ze schrijft romans, ze schrijft filosofische essays en boeken, na haar vijftigste gaat ze studeren bij Freud en wordt ze psychoanalytica. Zo kom je dus niet in de canon van de filosofie. En dat geldt voor heel veel vrouwen – ze doen zo veel meer dan filosofie en daarom horen ze er niet bij.

 

Derde poging: het gedicht

Je leven zelf vormgeven – dat doe je alleen maar als je heel veel om het leven geeft. Anders neem je die moeite niet, kun je het niet opbrengen, is het niet de moeite waard.

Heel jong, nog voor dat moment van die foto schreef Salomé een gedicht dat ze ‘Levensgebed’ noemde. Daarin omarmt ze het volledige leven. Ook de smart, ook de pijn. Nietzsche was trouwens zo enthousiast over dat gedicht dat hij het op muziek liet zetten.

Salomé groeide op in Sint-Petersburg en ging later studeren in Zürich. Toen ze net haar Russische vaderland had verlaten schreef ze een gedicht dat ze ‘Levensgebed’ noemde.

Dat begint met:

‘Zeker, zoals vrienden van elkaar houden,

zo houd ik van u, raadselachtig leven –

of ik nu jubelde of weende in u,

of gij me geluk dan wel smart heb toebedeeld.

Ik houd van u’

En eindigt met de strofe:

‘Kon ik maar duizenden jaren leven! Duizenden jaren denken!

Sluit me in uw beide armen:

en hebt gij geen geluk meer om aan mij te geven –

welaan dan hebt gij nog uw pijn.’

Die liefde voor het leven komt overal terug in haar werk. In haar kindertijd verloor ze het geloof in God. Wat wel een verlies was, maar ook iets positiefs had. Ze krijgt er iets voor terug: een alles beheersend fundamenteel gevoel van onbegrensde lotsverbondenheid met alles wat leeft. We zijn met, in en door alles en allen verbonden.

 

Tot slot

Compleet? Nee, totaal niet. Ik zou nog veel meer willen vertellen, maar Salomé geeft in autobiografie een mooie metafoor voor als iets nog niet als voltooid voelt.

‘Het is ongeveer zo: als iemand een greep doet in een volle rozenstruik, wordt zijn hand met bloemen gevuld; vergeleken met de overvloed van de struik is dat, hoeveel ook, toch maar weinig. Maar die handvol is genoeg om de totaliteit van bloemen te ervaren. Als wij de greep echter achterwege laten, omdat we daardoor niet de hele struik in ons bezit krijgen, of als wij onze handvol voor onszelf ophemelen als was die alle rozenfleur, dan blijft de bloeiende struik ons vreemd en blijven we alleen…’

 

Bronnen:

– Lou Andreas-Salomé, Terugblik op mijn leven. Hoofdlijnen van enkele persoonlijke herinneringen, 1979. Bezorgd door Ernst Pfeiffer, vertaald door Thomas Graftdijk

– Joke Hermsen, Nomadisch narcisme: sekse, liefde en kunst in het werk van Lou Andreas-Salomé, Belle van Zuylen en Ingeborg Bachmann, 1993

– Joke Hermsen, Denken van de ander: proeve van een vrouwelijke ideeëngeschiedenis, 1997

– Dora Timmers en Sanne van Driel, ‘Denkster in een mannenwereld’ in Tijdschrift Deviant, 6 april 2017

– interview met Dora Timmers voor Filosofie Magazine

Aanbevolen Berichten